Ik hoor vaak mensen praten over de dag dat ze zijn bekeerd.
Mooie waardevolle verhalen, maar ook wel pijnlijk.
Ik ben namelijk nooit bekeerd. Waarom heb ik nog niet voor God gekozen?
Mag ik er dan niet bij horen?
Niet bij de groep, niet bij God?
Maar toen vonden deze woorden mij:
Ik ben wel bekeerd. Gisteren ben ik bekeerd.
En vanochtend, vanmiddag, vanavond en morgen weer.
Bekeren is niet het ene moment waarop je voor God kiest,
Bekeren is het constante opnieuw beseffen dat God voor jou gekozen heeft.
God heeft een plan voor mij. En dat plan is als een pad dat naar het Licht leidt.
Dat pad kan ik helaas niet zien. Al wat ik kan zien is het Licht in de duisternis.
En terwijl dit pad naar het Licht loopt, loop ik zo vaak naar het duister.
Gisteren nog, en vandaag weer, en morgen waarschijnlijk ook.
En toch mag ik telkens het pad weer vinden. Ik mag mij telkens weer keren tot het Licht.
Maar waarom, vraag ik me dan af, zie ik het pad toch niet?
Iets dat zo mooi is, waarom ben ik daar blind voor?
Hoe kan het dat ik met mijn ogen open het licht mis?
Dit komt door de nevelen van het duister: het mist.
En als het mistig is, dan zie ik wel dat het licht schijnt, maar weet ik niet waar de lichtbron is.
Met mijn ogen open dwaal ik door de mist.
Ik zoek wel, maar ik vind niet.
Ik roep wel, maar ik hoor niet.
Pas als ik dan mijn ogen sluit, en mijn gezicht richting de Bron neig,
Dan zie ik pas waar het Licht is.
Elke dag mist het, elke dag loop ik te dwalen.
Te vaak sluit ik mijn ogen niet, maar blijf ik dapper op mijzelf vertrouwen.
Ik struikel, ik val, maar met gebogen knieën en gesloten ogen, mag ik mij altijd weer tot het licht wenden.
Dit zal zo doorgaan, totdat er geen mist meer is, totdat er geen duister meer is,
Dan is daar de dag dat, waar ik ook heenloop, ik altijd mag lopen in Gods hemellicht.