Mensen vragen wel eens aan mij: "meester Jan, is het vangen van een vis niet zielig voor de vis in kwestie?" Ik denk dan altijd: "Hoe moet ik dat nu weten!" wat ik wel weet is dat jij een zielig figuur bent dat je je zorgen gaat maken om de psychologische gesteldheid van een onderwaterwezen dat in zijn gebrek aan taalkundige vorming niet verder komt dat het schamele woordje blup! En dan nog denk ik dat deze Multi-gevinde h2o bewoners meer verstand hebben dan de zojuist genoemde vragensteller. Hoe stellen deze mensen zich deze doodsnood voor dan?
De doodsnood van de pasgevangen vis
Stel je vangt een vadervis. Deze vis stelt zijn leven beschikbaar als kostwinnaar voor een hele rits kindervisjes, dagenlang staat ie voor een school vissen, enkel om maar genoeg financiële armslag te creëren voor zijn kroost. Na een lange vermoeiende werkdag is vadervis op weg naar huis alwaar vrouw en kinderen met hongerige buikjes zitten te wachten op het door vader zuurverdiende eten. Maar zoals elke vader betaamt heeft vadervis onderweg naar huis nog snel even een bezoek gebracht aan zijn favoriete kroeg, alwaar hij de beslommeringen van alle dag van zich af heeft gedronken. Niet wetende dat naarmate het niveau van zijn hernieuwende levenslust steeg, het niveau van zijn liquide middelen daalde. Onder invloed van teveel genuttigde glazen zuurstofrijk water begeeft vader zich schuldbewust naar huis. Zwalkend door het water zoekend naar een goede smoes en de juiste weg naar huis peddelt vadervis langs een hele kleine paling. Nieuwsgierig als vadervis is gaat ie eens dichterbij bekijken hoe het toch komt dat deze paling zo klein is en waarom ie toch zo stil blijft hangen. Terwijl vadervis dichterbij komt valt het hem op dat het zo stil is om hem heen, het water stroomt hem kil door de kieuwen. Met zijn typische vadervissenneusje beroerd hij de paling en vraagt hem vol compassie, "Blup?" Geen reactie. Blup! Zo luidde in het kort de conclusie die vadervis trok nadat een reactie van de kant van de paling achterwege bleef. Nou, dat komt dan mooi uit dacht vadervis die lang zo dom niet was als dat ie eruit zag. Deze dooie, doch hele kleine, paling neem ik mee naar huis om aldaar de ongeruste en hongerige buikjes van vrouw en kinderen mee te vullen. In het bijzonder moest vadervis denken aan kleine Tim. Kleine Tim was al een tijdje geestelijk ziek geweest nadat hij, zoals ie zelf beweerde, door Aliens was meegevoerd naar een wereld zonder water. Vol overgave beet vadervis voorzichtig in de huid van de allengs dode paling.
"Beet! Hoppa! Kom der maar uit jij stom stuk vis!"
Vadervis was op slag weer nuchter. Niet zeker wetend welke indruk nu het meeste indruk op hem maakte moest vadervis onwillekeurig terugdenken aan kleine Tim. Deze wereld hier, was dit een droom of slechts een illusie. Of zou het dan tog echt waar zijn wat kleine Tim verteld had. Verzonken in gedachten ontging het vadervis de eerste momenten dat er in deze buitenaardse wereld geen mogelijkheid was om te ademen. Vol medelijden keek vadervis met zijn kraaloogjes naar die gekke wezens die hem hadden gevangen. Hoe moesten deze wezens nu leven zonder adem te kunnen halen? Terwijl de mond van vadervis werd ontdaan van de zopas in het geniep opgedane piercing, kijkt vadervis eens wat verder om zich heen. Wilt u weten wat vadervis om zich heen zag, ga dan lekker zelf maar eens om je heen kijken als je weer eens langs een sloot loopt. Naarmate het zuurstofpeil in vadervis zijn bloed daalde, steeg de bewondering voor deze wondere buitenaardse wereld. Opeens overviel een vlaag van boosheid vadervis bij de gedachte aan de laatdunkende uitlatingen van kleine Tim over hetgeen hij pleitte gezien te hebben in deze wondere wereld. Vadervis kalmeerde echter alweer snel toen hij zich herinnerde dat kleine Tim nogal aan het puberen was de afgelopen tijd. Nee vadervis maakte zich nu meer zorgen over welk een smaad zijn deel zou zijn, mocht hij weer eens terugkeren in zijn natte vertrouwde omgeving, waarnaar hij nu wel snel heimwee begon te krijgen. Het was maar goed dat ie zoveel zuurstofhoudend water gedronken had, anders was het slecht met hem afgelopen.
Plons! Dat geluid kende vadervis, en terwijl ie langzaam zijn ogen weer opendeed herkende hij de omgeving ook. Dankbaar keek ie nog een keer achterom, proberende deze buitenwaterlijke wezens nog een laatste groet te brengen, plus zijn onuitgesproken dank voor de zo punctuele aflevering naar hen op te zenden.
Nou dames en heren. Zo zielig is dat allemaal niet wel. Sterker nog, stel dat vadervis niet 'gevangen' was. Dan was vadervis dus beneveld thuisgekomen, alwaar zijn vrouw hem hoogstwaarschijnlijk had verlaten. Kleine Tim had dan nog steeds een verhaal gehad welke niemand wilde geloven.
Nee dames en heren, nu is alles beter. Vadervis kwam met de mooiste verhalen thuis. Helaas konden deze verhalen alleen zijn honger naar avontuur stillen en niet de honger naar eten van zijn kinderen. Kleine Tim zit nu niet meer alleen in verlaten oesterschelp opgesloten. Hij zit daar nu met zijn vader. Moedervis heeft alsnog vadervis verlaten, de precieze reden is onbekend, maar volgens een goed oplettende buurvrouw moeten we de reden zoeken in de buitenechtelijke relationele sferen.
Al met al is er niet zoveel verandert voor vadervis. Hij is alleen zijn vrouw kwijtgeraakt aan een ander, zijn kinderen zijn, op kleine Tim na, allen een hongerdood gestorven, en hij zit nu samen met zijn zoon, waarvan ie nu door de buitenechtelijke relatie van zijn vrouw niet meer zeker weet of het wel zijn zoon is, in een veel te kleine verlaten oester opgesloten. Maar toch is er een ding dat hem altijd bij zal blijven, en wat het waard is om al deze opofferingen voor te getroosten, en dat is die ene minuut dat hij heeft mogen leven in een wereld hier ver vandaan. Tot op de dag van vandaag heeft De Vis Voorheen Gekend Als Vadervis nog een enkel aandenken aan zijn avontuur, en dat is het gaatje bij zijn linkeroogkas.